Publication year
2005Source
Didaktief, 35, 8, (2005), pp. 18-19ISSN
Publication type
Article / Letter to editor

Display more detailsDisplay less details
Organization
ITS Instituut Toegepaste Sociale Wetenschappen
Journal title
Didaktief
Volume
vol. 35
Issue
iss. 8
Page start
p. 18
Page end
p. 19
Subject
Instituut Toegepaste Sociale WetenschappenAbstract
Schoolbesturen krijgen er schik in
Schoolbesturen die experimenteren met lumpsumbekostiging zijn optimistisch over de invoering.
Door hun ervaringen krijgen ze scherper op het netvlies waar het nu precies om gaat, wat
de voor- en nadelen zijn en welke rol ieder in het geheel heeft.
Gerrit Vrieze en Rianne Kloosterman
Pilots lumpsumbekostiging primair onderwijs
De huidige regering heeft bij aantreden de wens geuit om meer op afstand te sturen met minder
regels. Ook voor het onderwijsveld zijn daartoe verschillende maatregelen aangekondigd. In het
primair onderwijs is de invoering van lumpsumbekostiging (één budget zonder schotten) een
belangrijk onderdeel van het beleidsprogramma. Met de lumpsumfinanciering wordt echter niet
alleen de hoeveelheid regels en de administratieve lastendruk vanuit het ministerie beperkt,
maar wordt tevens de autonomie voor de schoolbesturen vergroot. Deze grotere vrijheid vraagt
om professionalisering van beleid op allerlei terreinen en de verwachting is dan ook, dat de
lumpsumbekostiging ingrijpende gevolgen gaat hebben voor de schoolbesturen.
Sinds 2004 zijn twee pilots van start gegaan om ervaringen op te doen meer lumpsumbekostiging.
In pilot 1 zijn twaalf schoolbesturen helemaal overgegaan op lumpsum bekostiging
en in pilot 2 hebben tweeëntwintig schoolbesturen meer bestedingsvrijheid gekregen en wordt
er op bestuursniveau afgerekend.
In het eerste rapport uit 2004 waarin verslag werd gedaan over de startfase, bleek een voorzichtig
optimisme over de uiteindelijke invoering van lumpsumfinanciering. Vooral de besturen in
pilot 2 keken ‘de kat uit de boom’. Hoe is de stand van zaken in 2005?
Bewustwording en experimenteren
De besturen van pilot 1 zijn op dit moment bezig met het experimenteren met beleidsvrijheid.
Bijna de helft van de besturen uit pilot 1 heeft ook daadwerkelijk geschoven met middelen. De
andere schoolbesturen experimenteren met 'what-if-scenario's' in geldmiddelen. Grote voortgang
ten opzichte van 2004 is geboekt ten aanzien van de bewustwording. Men heeft scherper
op het netvlies waar het nu om gaat, wat de voor- en nadelen zijn, welke rollen de diverse geledingen
(bestuur, schoolleiding, administratiekantoor en medezeggenschapsraad) in het geheel
spelen. Het zelfvertrouwen bij de schoolbesturen dat de invoering van lumpsum zal slagen, is
toegenomen. In vergelijking tot vorig jaar wordt het vizier van de administratieve en bestuurlijke
zaken nu gericht op de vertaling naar personeels-, kwaliteits- en onderwijsbeleid. Zoals een
paar schoolbesturen zeggen: 'we krijgen er schik in'.
Nieuwe rollen en taken
Sinds de eerste meting in juni 2004 zijn er belangrijke en nieuwe leerprocessen geweest. Zo is
een belangrijk leerproces het werken met globale begrotingen. Schoolbesturen krijgen lumpsum,
maar moeten nu zelf verdeelsleutels maken over scholen.
De belangrijkste les is dat de omslag naar lumpsumbekostiging een nieuwe rol voor de geledingen
betekent, waarbij rollen, taken en verantwoordelijkheden opnieuw worden afgebakend. Dit
kost veel tijd en energie van de betrokkenen. Het is ook een proces dat nooit helemaal klaar is.
Er worden nieuwe afspraken met het administratiekantoor gemaakt om tijdig over de juiste
financiële indicatoren te kunnen beschikken. Sommigen twijfelen of de benodigde kennis bij het
administratiekantoor aanwezig is en zoeken een professioneler administratiekantoor. De schoolleiders
moeten gaan wennen aan het idee dat er kansen voor meer beleidsruimte ontstaat. Zij
moeten leren hun strategische keuzes in het schoolbeleid te vertalen in financiële investeringen.
De transparantie is niet alleen positief, maar roept ook vragen op. Een schoolbestuurder: Directeuren
krijgen meer inzicht en willen ook zien hoe 'hun' geld wordt besteed. Solidariteit voor de
totale organisatie verdwijnt voor een deel. Ook de medezeggenschapsraad krijgt een strategische
rol in het geheel. De leden van de medezeggenschapsraad moeten leren begrotingen te
beoordelen. De medezeggenschapsraad wordt als partij meer serieus genomen en krijgt een
belangrijke plek in het besluitvormingstraject.
Lumpsum c.q. meer bestedingsvrijheid blijken behoorlijke effecten te hebben op organisatorisch
gebied. Voor beide pilots zijn de effecten, net als in de vorige meting, met name zichtbaar op
het gebied van administratie en financieel beleid. Daarnaast blijkt dat lumpsum c.q. meer bestedingsvrijheid
effect heeft op de directie van scholen, het personeelsbeleid en de bestuurlijke
inrichting. Het effect op de bestuurlijke inrichting springt er met name uit als het gaat om pilot
1.
Vooruitgang ten opzichte van de eerste meting in 2004 wordt er door pilot 1 geboekt op het
onderwijs- en kwaliteitsbeleid. Inmiddels is op 40 procent van de besturen in pilot 1 het onderwijskundig-
en kwaliteitsbeleid veranderd door lumpsum. In pilot 2 is dit beleid nauwelijks
veranderd wat het verschil tussen pilot 1 en pilot 2 op dit punt groot maakt. Hoewel er duidelijk
verbetering is op dit punt kunnen de schoolbesturen op het terrein van kwaliteitsbeleid, onderwijsbeleid
en leiderschapsstijl nog verdere voortgang boeken.
Toename lastendruk
De gevolgen van de invoering van lumpsum worden steeds scherper zichtbaar. Positief is men
over de toenemende beleidsvrijheid. Voor mogelijke nadelen als de inperking van de vrijheid
van afzonderlijke scholen en de uitleg van het beleid lijkt men niet bevreesd. Wèl denkt men dat
men zich meer moet verantwoorden.
Minder eensluidend is men over de administratie en de regeldruk. Zo'n 40 procent denkt dat de
administratie structureel complexer zal worden en slechts 20 procent denkt dat de regeldruk op
schoolniveau door de invoering van de lumpsum zal afnemen. De helft van de schoolbesturen
verwacht dat de planlast zal toenemen.
Hoewel er nog weinig veranderingen zijn ten aanzien van het onderwijskundig beleid en de
kwaliteit van het onderwijs (dit lijkt ook meer een zaak van de afzonderlijke scholen en wordt
soms expliciet gedelegeerd naar de schoolleiding), is men in grote lijnen positief over de mogelijkheden.
Er zal meer ruimte ontstaan voor het realiseren van de onderwijskundige doelstellingen,
denkt tweederde van de respondenten. Driekwart verwacht dat er meer tijd voor het onderwijs
zal overblijven. De helft denkt dat de scholen zich beter kunnen profileren. Ook over de
professionalisering is men positief. Functiedifferentiatie zal verder toenemen en de taakdifferentiatie
zal anders ingevuld worden, zegt de helft van de respondenten.
Beperkte beleidsvrijheid
De besturen van pilot 2 ervaren een beperkte beleidsvrijheid. Zij herkennen wèl de vermindering
van de administratieve lasten van de ontschotting en de voordelen van het afrekenen op
bestuursniveau, maar ze zijn teleurgesteld over de ontstane beleidsvrijheid. Ze hebben meer
ambities dan de mogelijkheden die zij krijgen. Veel regelgeving (BAPO, RPBO, Vf/Pf, gemeenten)
en afspraken met administratiekantoren blijven. Dit maakt ze ook wat terughoudender
dan pilot 1 over de te verwachten resultaten: 'dat moeten we nog maar zien' en 'gaan we er niet
op achteruit?'.
Net als in het eerste rapport zijn de besturen van pilot 1 doorgaans positiever over hun ervaringen
dan de deelnemers aan pilot 2, maar op een aantal punten trekken de pilots nu gelijk op. De
schoolbesturen uit pilot 2 halen een deel van hun 'achterstand' die ze in 2004 hadden in.
De belangrijkste succesfactor is de intern aanwezige kennis, gevolgd door kennis en competenties
van het bovenschools management. Stond in 2004 het meer emotionele draagvlak binnen de
scholen op de eerste plaats, nu wordt die ingenomen door het meer zakelijke punt van kennis
(en competenties). Het draagvlak als succesfactor is naar de derde plaats gezakt.
Conclusies
De schoolbesturen die hebben geëxperimenteerd met lumpsumbekostiging zijn optimistisch
over de invoering. Men wil er niet meer van af. De besturen van pilot 1 lijken er schik in te
krijgen en de besturen uit pilot 2 willen echt aan de slag, maar de bestaande regelgeving hindert
hen nog. Ze ervaren nog weinig beleidsvrijheid. In vergelijking met het eerste rapport betreffende
de startfase is de tevredenheid toegenomen. De verwachtingen betreffende het vergroten van
de beleidsvrijheid en de effecten op het onderwijskundig beleid blijven hooggespannen. Net als
in de eerste meting is men minder optimistisch over het verminderen van de administratieve
lastendruk. Er lijkt nog ruimte voor verdere verlichting van de administratieve lastendruk.
Rapport: Gerrit Vrieze en Rianne Kloosterman, Tweede voortgangsrapportage pilots lumpsum
primair onderwijs. download: www.its.ru.nl.
This item appears in the following Collection(s)
- Non RU Publications [13126]
Upload full text
Use your RU credentials (u/z-number and password) to log in with SURFconext to upload a file for processing by the repository team.